Wednesday, May 17, 2006

11 mei 2006

Hoewel ik verdrink in het schoolwerk, moest ik dit schrijven. Het is lang geleden, maar dit MOEST. De gebeurtenissen zijn er ook naar.
Eerst was er Joe. Ik was geschrokken, dat wel. Maar Brussel, hoewel ik er zeer vaak kom, ook in Gare Central, is nog altijd een beetje "ergens anders". Een megastad ook, wereldberoemd.
Dan de killing Spree in Antwerpen, Mijn Schoon Stad. Stad naar mijn hart. Ik heb voor het eerst sinds lang frustratie gevoeld, machteloosheid en onbegrip. Hoe een jongeling van 18 met een moordwapen al het "andere" dat zijn pad kruist neermaait. Niet te vatten. Ik wil hier (voorlopig) niet aan politiek doen. Dat verdient deze daad niet.
Bart Moeyaert heeft er een mooi stadsgedicht over geschreven. Hij schreef voor het zwarte kindermeisje dat laf werd neergeschoten. "Ik vroeg me af of jij ook na je dood blijft zorgenvoor het kind." Zowel de nanny en het kleine kind werden gedood.
Ik heb een gedicht geschreven vanuit de moslimvrouw, die het ene moment een boek aan het lezen was, en het andere het slachtoffer werd van een daad van waanzin. Zij overleeft, gelukkig, maar zal voor altijd littekens dragen. Net als iedereen. Mijn Stad zal nooit meer dezelfde zijn. Het gedicht is getiteld: 11 mei 2016. Tien jaar later.

11 mei 2016

Ze schreed weer als een volleerd model door die betonnen straat
waar zelfs het vergroende standbeeld en de bloembakken haar leken na te staren
minutenlang, tot ze weer uit beeld was verdwenen.
(Levenloze dingen hebben nu eenmaal de neiging tot herinneren)

De Antwerpse promenade waar de straatstenen, ongewild
een rode loper leken naar iets, ergens, lang geleden.

Waar het gefluit van Marokkaanse tieners
het gemijmer in haar loden hoofd verstoorde

- gelukkig maar -

Ze kwam hier steeds vaker, merkte ze
om te vergeten of om herinnerd te worden.
Daar was ze nog niet uit. Misschien beiden.

Haar geloof in de mensheid had ze hier ergens verloren,
naast het bankje waarop ze een boek had gelezen.
Ze was het daarna, nooit meer op gaan rapen.
Gevonden voorwerpen, misschien? Of anders gestolen.

“Vergete weurre, das zoe wried menier”
Een geïnterviewde dame. Toen. Vlak na het incident.
Toen ieder zwoer haar in het hart te zullen blijven dragen.
Als herinnering. Goedbedoelde, maar loze woorden.

( “Wreed, ja, dat wel. Maar ook rustgevend”, dacht ze zelf.)
En dan. Een stad in wolken. Bevolkt door een dromend volk. Een Vlaams Babylon
en een boerentoren van hoop. Toen mijn Stad de witte gordijnen sloot om de donkere haat buiten te houden.

Maar zo werkt dat niet. Het donker sijpelt ALTIJD door kleine gaatjes om te strijden met het licht.

Nu: alweer die spraakverwarring.
Discussies ontspinnen zich als een web doorheen ’T Stad -
Hebreeuws, Arabisch, Antwâârps, Sanksriet (voor mijn part) -
verstikkend.
Verstrikkend.
Over allerlei onbenulligheden, denkt ze altijd weer.
Maar nooit meer over toen.
Of; hoe een volk toch altijd weer zichzelf blijft.


Antwerpen - 17 mei - 1;12u.